HITA wenst op grondgebied Turnhout drie tot vier geothermiecentrales te bouwen om op termijn zowel residentiële als industriële warmtevraag te verduurzamen.
HITA wenst op grondgebied Turnhout drie tot vier geothermiecentrales te bouwen om op termijn zowel residentiële als industriële warmtevraag te verduurzamen.
De eerste stap in de ontwikkeling van een geothermiecentrale is het beter in kaart brengen van de diepe ondergrond. Ook al werd er reeds in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontdekt dat er in Turnhout op meer dan twee kilometer diepte warm water aanwezig is van meer dan honderd graden Celsius, toch dient een nieuw te ontwikkelen zone verder in kaart te worden gebracht. Hiervoor heeft HITA in 2020 een zogenaamde seismische campagne uitgevoerd. Met de resultaten van deze campagne, waarbij trilwagens over straten en weilanden rondrijden en om de twintig meter gedurende twintig seconden een trilling uitsturen in de ondergrond, kon een gedetailleerd driedimensionaal beeld van de ondergrond verkregen worden.
Na het verkennend onderzoek volgt de vergunningsfase, welke momenteel volop aan de gang is. Deze fase neemt enige tijd in beslag en in deze fase wordt de lokale bevolking zoveel mogelijk geïnformeerd over de exacte plannen. Tweede helft van 2026 hopen we de boor effectief in de grond te steken om het warme water op een diepte rond twee kilometer onder het oppervlak op te pompen. Nog eens twee jaar later, eind 2028, kan de eerste geothermiecentrale in Turnhout proefdraaien en de eerste warmte leveren.
Een percentage hier op plakken is zeer moeilijk. HITA heeft een ontwikkeling in Turnhout specifiek gekozen omdat de randvoorwaarden hier op z’n minst gezegd goed zijn. Zo is er wat betreft ondergronds potentieel niet alleen de boring in Turnhout zelf, maar zijn er ook de boringen in Loenhout, Merksplas en recentelijk in Beerse, telkens naar dezelfde kalksteenlaag, die positieve testresultaten vertoonden. Een belangrijk onderdeel in de uitrol van geothermiecentrales is echter of er genoeg warmtevragers gebundeld kunnen worden om de centrale rendabel te maken. Op dat vlak is HITA nog volop bezig om dit sluitend te maken.
Algemeen is de kans op aardbevingen ten gevolge van een diepe geothermieproject klein. Bij klassieke hydrothermale systemen is de ondergrondse waterlaag waaruit water wordt opgepompt en opnieuw geïnjecteerd, van nature voldoende doorlatend. Hierdoor is weinig tot geen bijkomende druk nodig om water terug in deze ondergrondse laag te pompen. In Turnhout wordt op basis van gegevens uit naburige boringen verwacht om het water met een zeer lage druk terug te kunnen pompen. Hierdoor wordt het risico op het ‘induceren’ van aardbevingen als laag ingeschat. Bij zogenaamde ‘Enhanced Geothermal Systems’, waarbij de doorlatendheid van het ondergrondse reservoir kunstmatig wordt verbeterd door grote debieten water onder zeer hoge druk terug te pompen, is het risico op aardbevingen aanzienlijk hoger. Dit type van projecten is in Turnhout niet aan de orde.
Zowat één derde van de warmte die constant uit de Aarde stroomt, is afkomstig van radioactief verval. Het water dat in Turnhout zal opgepompt worden en temperaturen zal hebben tot 100°C zal dus deels opgewarmd zijn door dit proces van radioactiviteit. Een belangrijke kleisteenlaag die rijk is aan uranium, is bovendien aanwezig net boven de doorlatende kalksteenlaag en zorgt mee voor de hoge temperatuur van het water. Aangezien het water in het gesteente ‘in evenwicht’ is met de (radioactieve) mineralen die in het gesteente aanwezig zijn, zal het opgepompte water dan ook enkele radio-isotopen bevatten. Echter, het water dat opgepompt zal worden, blijft in een gesloten circuit van buizen, waarbij aan de buitenzijde weinig tot geen straling meer te meten is. Nadat de energie (warmte) onttrokken is van het opgepompte water, zal het ook ongewijzigd teruggepompt worden in dezelfde laag. Wel dient in de geothermiecentrale rekening gehouden te worden met mogelijke ‘aanrijkingen’ aan kleppen en bochten in het leidingwerk, waar door de afkoeling van het water enkele radio-actieve mineralen kunnen neerslaan. Indien dit materiaal verwijderd wordt of uitgefilterd wordt, dient dit met de nodige voorzorgsmaatregelen verwijderd te worden. Deze procedures worden gecontroleerd door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC).